Schoonheid in de intensive care
Christine Vuegen | De Huisarts, 1 November 2007
Schoonheid in de intensive care
De intensive care staat onwezenlijk wit in de Schatkamer van de Sint-Pieterskerk in Leuven. Hij hoort bij Extensions, een solotentoonstelling van Hans Op de Beeck. Vanuit het ziekenhuis begon de veelgevraagde Brusselse kunstenaar na te denken over de relatie tussen mens en technologie. Medische toptechnologie werd ingezet voor de allernieuwste sculpturen: mannen en vrouwen met een bionische arm of een bewegingsregistrator die ingeplugd wordt op de computer. Hulpstukken, prothesen en andere extensies van het lichaam worden uitgevonden om het leven gemakkelijker te maken. Maar dreigen we de grip niet te verliezen?
Mijmeringen komen op gang over de mens en het lichaam in de snel evoluerende maatschappij. Tegelijkertijd wordt de schoonheid als het ware in de intensive care gestopt. Niet dat ze nog langer taboe is in de kunst, maar Hans Op de Beeck wist er wel de reddende en hoopgevende krachten uit te halen. Daarmee bekoort hij wereldwijd het meest kritische kunstpubliek. Nu werd hij naar Leuven gelokt door het Stedelijk Museum, dat sinds kort pronkt met de nieuwe naam 'M'. Zo'n eenletterwoord is wat onwennig, maar niet vergezocht. Het is gewoon de beginletter van Museum Leuven, de getransformeerde museumsite die in september opent. Eerder werd de Schatkamer van Sint-Pieter ingepalmd om jaarlijks een hedendaags kunstenaar los te laten. Zo komt Extensions, na presentaties in San Gimignano en Utrecht, terecht in de kerk. Daar krijgt de witte intensive care iets hemels. Geneeskunde en religie hebben een oude relatie. De middeleeuwse ziekenzaal van het Sint-Janshospitaal in Brugge geeft rechtstreeks uit op de kapel. Ziekenzorg schurkte aan tegen zielszorg, temeer omdat dokters toen vaak machteloos stonden. En dan kon godsdienst een heilzaam hulpmiddel zijn. In zekere zin krijgt de tentoonstelling in de kerk een extra extensie, een spirituele extensie. Het ziekenhuis wordt weer gekoppeld aan de religieuze ruimte. Maar de tijden zijn duidelijk veranderd.
De kunstenaar krabbelt aan de condition humaine met constructies die uitgebleekt zijn of net heel grimmig en donker, waardoor het oeuvre zich bijna in het zwart-wit afspeelt. Het zijn parallelwerelden die recht uit de eigentijdse samenleving komen. Vaak evoceert hij wachtruimtes of transitplaatsen, zoals het wegrestaurant op ware grootte dat in het GEM in Den Haag werd opgetrokken over een autosnelweg die verdwijnt in de nachtelijke oneindigheid. Japanners waren weg van de vervoerende nacht van Hans Op de Beeck. Vanaf april staat de installatie in een eigen gebouw permanent opgesteld in het Towada Art Centrum in Noord-Japan. Ziekenhuizen zijn ook transitplaatsen, die bovendien het vertrekpunt en de eindhalte van het leven kunnen zijn. Extensions ontkiemde in het AZ in Jette waar de kunstenaar een tijdje bedarrest kreeg wegens een rugprobleem. In hetzelfde gebouw werden zijn drie kinderen geboren. 'Ziekenhuizen zijn een genadeloze samenvatting van het leven', zegt hij. 'Op de negende verdieping wordt er overleden, op de vierde verdieping wordt er gebaard en op andere verdiepingen wordt er genezen, geleden en getroost. Gewoonlijk zijn het van die aangekoekte configuraties in de periferie, een soort eiland dat te vergelijken is met shoppingmalls of luchthavens, een entiteit op zich, een kunstmatige stad. Van daaruit ben ik beginnen verder denken over de relatie tussen mens en technologie, bijvoorbeeld een lichaam dat op de intensive care is ingeplugd op apparaten die zijn ingeplugd in de architectuur die is ingeplugd in die site. Het laatste punt is het lichaam dat als week element is ingeplugd in de hele configuratie.'
Vanuit het ziekenhuis waaieren er reflecties uit over de opmars van het virtuele, de mate waarin gecreëerde behoeftes als internet en gsm echte behoeftes worden of de veranderde beleving van tijd en afstand. 'Als je zeven uur in een airconditionede cocon zit, ben je in New York', zegt hij. 'De beleving van afstand is drastisch aan het wegsmelten. Onlangs in Miami zag ik op straat veel mensen met botoxwangen en een pianogebit. Het maakt hen dertig jaar jonger, maar het is tegelijkertijd identiteitsverlies. Die toepassingen ontkennen dat het lichaam een lineair traject aflegt. Je creëert een virtueel parallelleven op Second Life of je zit in een teleconferentie met China: alles komt meer naast elkaar te liggen. Het heeft ook iets verlossends om niet meer lineair te moeten leven. Ik geloof niet dat vooruitgang slecht is of niet authentiek. Met die werken wil ik geen veroordeling uitspreken, omdat ik het reddende en het zalvende van de techniek zie. Het reddende karakter zit in de medische technologie en een entertainmenttechnologie kan je uit de beslommeringen halen. Er is ook een destructieve vorm van technologie, de wapenindustrie bijvoorbeeld.'
Luchthavenkarretjes met koffers en jassen troepen samen, alsof ze zijn achtergelaten door een groep toeristen. Het is een fluweelgrijze luchtspiegeling waarover je struikelt als je de treden opstapt. Verderop verschijnt de intensive care als een verblindende fata morgana. Het zijn geen readymades, maar nagebouwde en vereenvoudigde elementen waar een engelenkoor van baxters op neerkijkt. Transparante kabels krioelen massaal en bijna even feestelijk rond als carnavalsslingers. De installatie komt tot leven door een subtiele lichtprojectie van verglijdend zonlicht die het verstrijken van de tijd binnenbrengt. Er zit een melancholische ondertoon in, maar deze lichtheid is niet ondraaglijk. Het is een intensive care met een aantrekkelijk aura, een beeld vol verwachtingen, hoop en schoonheid. Voor een keer worden baxters niet gebruikt als een gemakkelijk symbool voor de zieke maatschappij. Hans Op de Beeck weet goedkope metaforen te omzeilen, maar niet helemaal. Het matzwarte kluwen van computerapparatuur met een volle asbak en een lege stoel stelt iets te nadrukkelijk dat opgaan in de virtuele wereld leidt tot lijfelijk contactverlies. Zo'n technologisch eiland komt voor in een kortverhaal van de kunstenaar dat is afgedrukt in het tentoonstellingsboek. Kuuroord volgt de belevenissen van een oude wetenschapper in een 'miniparadijs' voor ouderen dat deel uitmaakt van een ziekenhuiscomplex. Onderwijl verschanst zijn zoon zich in het ouderlijk huis achter de computer.
In de crypte neemt een digitale animatiefilm ons mee op een nachtelijke dooltocht door een verlaten ziekenhuis, een megalomane architectuur die doet denken aan luchthavens of winkelcomplexen. 'Toen ik wat research deed naar ziekenhuizen, kwam ik terecht op sites van dure privéklinieken', vertelt Hans Op de Beeck. 'Dat zijn architecturale prestigeprojecten waar ziekte als een soort lifestyleproduct wordt behandeld. Het lijden wordt op een esthetische manier wat weggegomd.' Met veel genoegen heeft hij een fictief ziekenhuiscomplex ontworpen met aquariumachtige intensivecare-units, een zwembad en revalidatiebaden, een lege wachtruimte en een hal die verdacht veel wegheeft van het spiraalvormige Guggenheimmuseum in New York. Voor de nieuwe sculpturen koos hij via een castingbureau vijf mensen en stuurde ze naar de scanner. 'Anke', 'Eric' of 'Iris' werden geboren in een medisch bedrijf, in hetzelfde bad waar kunstheupen of kaakbeenderen met de plotmachine worden uitgehard. Daar werden uitzonderlijk geen lichaamsonderdelen, maar ganse lichamen gevormd. In ondergoed stonden de modellen op de draaischijf van een 3D-scanner. Vervolgens amputeerde de kunstenaar op de computer een arm of een been - een beetje zoals chirurgen opereren achter het scherm door robotarmen te sturen - en gaf hen een hoogtechnologisch vervangstuk, een robotpak voor verlamde mensen of een motion-capturemasker waarmee een tekenfilmversie van de persoon wordt gemaakt. Omdat de bleke epoxy doet denken aan albasten beelden, passen ze wonderwel in het kerkinterieur.