Heil zoeken aan de horizon
Manon Berendse | Rekto Verso Nr. 32, 1 November 2008
Via een kunstgreep herinnert beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck de mens aan zijn oorspronkelijke omgeving. Op uitnodiging van het Holland Festival bouwde hij een gelaagde interpretatie van het festivalthema ‘Cielo e Terra’. Wat is de plaats van de menselijke soort?
Midden in een lege hal op het terrein van de Westergasfabriek bouwde Hans Op de Beeck een ronde kamer met uitzicht. Toegang krijg je via een smalle gang, te betreden op kousenvoeten. Aan het einde wacht een poef die uitkijkt over een besneeuwde vlakte die zich uitstrekt tot aan een horizon, vol boompjes en bevroren poeltjes. Hemel en aarde gedoopt in maagdelijk wit: het landschap, de lucht en zelfs de poef. Welkom in Location (6). Toonden Op de Beecks vorige werken nog stuk voor stuk locaties geschapen door de hand van de mens - een kruispunt, een winkelcentrum of gebombardeerd dorp - dit winterlandschap lijkt nog onaangeroerd. Maar we moeten ons wel toegang verschaffen via een ‘observatorium’: een lage ronde ruimte met panoramische vensters. Zijn interpretatie van het festivalthema ‘Cielo e Terra’ schampt langs uitersten: van hemelse geneugten tot aardse beslommeringen en van persoonlijke loutering tot mondiale catharsis.
Hans Op de Beeck (1969) werd bekend als de kunstenaar die gefascineerd is door plaatsen die we in het leven hebben geroepen om ons bestaan te vergemakkelijken. Plaatsen waarvan we vrijwel dagelijks gebruikmaken, maar die we uit ons geheugen wissen nadat ze dienst hebben gedaan. Parkeerplaatsen, operatiekamers of stations - het zijn slechts doorvoerhavens tot een ander doel. Plekken zonder ziel. Wie vanuit Frankrijk een mooie fles wijn mee naar huis neemt, zal bij het ontkurken eerder terugdenken aan de vakantie dan aan de hypermarché-blokkendoos waar de fles werd buitgemaakt. Op de Beeck brengt dit soort uitwisselbare, desolate plekken juist voor het voetlicht, als installatie, levensecht decor, film of kortverhaal. Hij vraagt zich af hoe de mens zijn leven leeft in een tijd die beschouwd wordt als volledig maakbaar. De Vlaamse kunstenaar overrompelt door steeds een enkel, herkenbaar facet van dat leven onder de loep te nemen en het te theatraliseren. Zo transformeerde Op de Beeck de museumzaal van het Haagse GEM tot een compleet wegrestaurant dat uitkeek over een snelweg bij nacht (Location (5), 2005). Je wéét dat het niet kan en toch geloof je wat je ziet: een verlaten bocht in het asfalt, uitgelicht door het oranje licht van talloze straatlantaarns. Table (1) (2006) herinnerde bezoekers eraan hoe het als kind voelde om tussen volwassenen aan tafel te zitten. Tafel, stoelen, koffiekannen, asbakken vol peuken, punten aardbeientaart op plastic bordjes, servetten - de kunstenaar blies alles op tot het de proporties had van een decor voor Alice in Wonderland. Of het sprookjesachtige Merry go round (2), dat hij toonde tijdens Art Basel in 2007, in het hart van de kunstwereld. Nog een nachtelijk tafereel, maar nu een waar je doorheen kon wandelen over een paadje. Bedekt onder een dikke laag sneeuw stond daar een werkloze draaimolen ingepakt. Wachtend tot hij weer in beweging zou worden gebracht, net als de besneeuwde schommel ernaast.
Op de Beeck paart zijn fascinatie voor oude schilderkunst graag aan het idee om een venster op de wereld te bieden. Liefst verleidt hij de toeschouwer met een stukje hyperrealistische wereld tot loslaten en alleen maar zijn, in een overrompelend hier en nu. Dat loslaten gaat ons steeds minder goed af. De meeste bezoekers konden zich in Location (6) maar moeilijk overgeven aan het levensechte wintersprookje van de kunstenaar. Vanaf de kleine poef werd het direct onderworpen aan een grondige bespreking. Hoe was het nu eigenlijk gemaakt en was er echt nergens een onvolkomenheid te ontdekken? Met hun neus op het glas tuurden mensen naar buiten, terwijl ze andere werken van de kunstenaar opsomden. Er werd niet gekeken, maar luidruchtig vergeleken. Dat voelde als vloeken in de kerk, maar maakte wel duidelijk waar het Op de Beeck werkelijk om te doen is: het blootleggen van de onttovering die de wereldwijze mens in zich draagt. Het nog even voor jezelf houden van een gedachte of een vraag kost ons steeds meer moeite. Gepokt en gemazeld als we zijn, gaan we tegenwoordig eerder uit van de truc dan van het wonder. We laten ons niet snel bedotten en verlangen instant antwoorden om elkaar mee om de oren te slaan. Die drang tilt deze installatie op een ander, minder concreet niveau: een perfect landschap als stille spiegel van de menselijke conditie. Dit keer stuurt Op de Beeck onze blik voorbij ons eigen kunnen, linea recta terug naar Wonderland pur sang.
Zouden we bij het zien van de boompjes en de sneeuw die tot in de hoeken van de vensters van onze uitkijkpost gestoven is, dan niet alsnog verwonderd kunnen raken? Niet zozeer door de kunde waarmee dit landschap is geconstrueerd, maar door haar verschijning? Dan blijkt er meer te zien dan een witte vlakte met daarboven een lege hemel. Mistflarden worden warm grijs, de sneeuwkorsten rondom de poeltjes vuil geel, de lucht bij vlagen zachtroze. De glooiingen rondom de boomstammen lijken zo nu en dan te golven en soms klaart de lucht zelfs op. Kijken in stilte wordt meer dan vergelijken: het maakt onze zintuigen wakker en laat onze gedachten gaan. Door ons de kou voor te stellen, de sneeuw te horen knerpen en de tijd te vergeten - er is altijd tijd - dalen we langzaam af en planten vervolgens onze voeten terug op de grond.
Misschien is de natuur intussen inderdaad wel aan te merken als een ‘locatie’. Een plek die tot op de coördinaat nauwkeurig is aan te wijzen, waar we even neerstrijken, weg van het pittige tempo waarin we leven of een volgende ervaring komen scoren. Maar het was ooit veel meer dan dat: het was onze oorspronkelijke leefomgeving. We hebben onszelf buitengesloten, terwijl we veronderstellen dat we aan de beste kant van de glazen stolp zijn gaan staan. Op de Beeck zet zijn publiek niet voor niets op een kluitje achter glas. Hij toont ons hemel en aarde als de meest wezenlijke arena waaruit we ons zowel geestelijk als fysiek teruggetrokken hebben. Heil verwachten we niet langer van boven, we eten aardbeien in de winter, skiën over kunstsneeuw en verdienen steeds vaker geld vanachter een bureau. Wat wenselijk is, kan ‘geregeld’ worden. Comfort en gemakzucht hebben ons in de afgelopen eeuw losgezongen van aarde, lucht, water en vuur. We zijn vergeten hoe nietig we ons zouden voelen als we werkelijk in een winters landschap zouden staan zonder enige bescherming. Als we zo’n plek al kunnen trotseren, verwachten we waarschijnlijk een warme douche na afloop. Hemel en aarde hebben we diep weggemoffeld tussen de coulissen van ons leven. We komen op en gaan af en grissen beide soms mee als een gewillig rekwisiet. Op de Beeck liet het glas van zijn panoramische vensters spiegelen met reden: we zien onszelf te midden van het wit. Kleur van de leegte, de rouw, maar ook van onschuld en vrede. Van een weinig vrijblijvend toekomstvisioen, dus ook van een nieuw begin.