Jeanne Prisser
Jeanne Prisser | Volkskrant, 16 November 2015
Jeanne Prisser bericht over wat zich afspeelt in de voorhoede van de beeldende kunst. Deze week: achterstevoren uitgedachte tekeningen en comfortabele aanhankelijkheid.
Amsterdam, 25 november
Een jaar of tien geleden hield ik vakantie in Toscane. Het was in zo'n dorpje van niks, de naam ben ik vergeten. Het huis naast het mijne, zo vertelde een praatgrage buurman, stond al leeg sinds de late jaren dertig, toen de bewoners op stel en sprong moesten vluchten voor aanhangers van Mussolini. Uiteraard braken mijn reisgenoot en ik er in. Eenmaal binnen - kijk uit voor die vleermuis! - had ik, zoals dat in goed pedagogisch jargon heet, een vormende visuele ervaring: alles, van de kastjes tot de zeepverpakking op het aanrecht, was uitgebleekt grijs. De plaatjes op die verpakking? Ook grijs. De tijd, zo leek het, had alle kleur en dus ook al het leven, uit het interieur gezogen. Je werd er een beetje somber van. Zelfs toen, hartjé zomer. Een vergelijkbaar effect, vermoed ik, streeft Hans Op de Beeck na met zijn nieuwe tentoonstelling Eyes Closed. Die is te zien bij Ron Mandos en bestaat uit ruimtelijke trompe-l'oeils van hout en pleister overdekt met fluwelig grijs pigment, en uit aquarellen, eveneens in grijstinten. De grijze vloerbedekking en het fluisterende galeriepersoneel completeren de sfeer van een wake. Schuifelend (immers: een wake) bekeek ik deze zorgvuldig ingerichte presentatie. Eerst de aquarellen. Die tonen de bekende Op de Beeck-plekken, dit keer zonder stemmige achtergrond-muziek, godzijdank: een besneeuwd sparrenbos, een draaimolen bij nacht, ook besneeuwd, een pretpark aan zee, allemaal schijnbaar samengesteld uit bestaande afbeeldingen. Deze werken zullen bewondering wekken vanwege de geleverde inspanningen en terecht. Ze zijn knap uitgedacht, achterstevoren ook nog eens, want: aquarel, dus met de licht-
ste plekken uitgespaard. Maar die bewondering betreft de kunde. De beelden zelf zijn helemaal niet zo sterk. Die ogen nogal vlak en gelijkmatig. Ongericht, ook. Van die nachtelijke spoorbaan, om eens wat specifieker te worden, is het moeilijk te zeggen wat Op de Beeck er nu precies aan boeide. De trein? De huisjes? De rails? De kiezeltjes náást de rails. Je komt er niet achter, want alles is met eendere slaafsheid vastgelegd. De schilder als melancholieke machine. Och, computer. Iets vergelijkbaars geldt voor het sculpturale werk. Dat zijn fabelachtig sterk gefabriceerde oogbedriegers, onder meer van een piano met fotolijstjes, en ook van een tableaux bestaande uit een bankstel, schemerlamp, en, ach gut, een slapende hond. Het is werk met een hoog gedenktestervengehalte. Memento mori's dus. Of preciezer: memento mori's in het kwadraat. Eén keer memento mori in de constellatie van vergankelijke spulletjes als de vlinder, de uit-gedrukte sigarettenpeuk. En éen keer in dat funeraire grijs. Kritiek? Geen kritiek. Ze ogen doods, maar doods is denk ik hoe ze moeten ogen. Ze zuigen de zuurstof uit de ruimte, maar dat is waarschijnlijk precies de bedoeling.
Rotterdam, 25 november Het Amsterdam Art Weekend staat voor de deur. Vier dagen lang, Amsterdammers kunnen geen maat houden. En ja, ik zal er heen gaan en ja, ik zal de plattegrond aankruisen, de lijstjes afgaan, de performances bijwonen, De Ateliers en de Rijksakademie afschuimen, een gokje wagen op de Prix de Romewinnaar. Ik zal de kunst zoeken tussen de mensen en de gesprek-ken tussen de wittewijnadem uit filteren. Dat ga ik allemaal doen en dat kunt u ook, het is grotendeels gratis en er is geen taak of er is wel een cocktail die je er doorheen kan slepen. Maar nu nog even niet. In de helverlichte Zerp galerie in Rotterdam stond, moederziel alleen, Sarah van der Pols de wacht te hou-den bij haarwerk; haar galeriehouder Zic Zerp (ja, zo heet hij) was op de PAN-beurs, zo meldde zij. Daar viel ik met mijn neus in de boter. Haar figuren had ik wel eens ge-zien op een grote tentoonstelling, maar nog niet zo. De kunstenares zelf legde met mooie handgebaren uit hoe zij ze neerzet. Eerst poseren de modellen. Dat gaat niet zomaar, Van der Pols geeft ze een opdracht: `Zoek de ader op je arm' of lel deze rijstkorrels in je hand'. Dan zijn ze geconcentreerder, vertelde ze. Dan gaat ze tekenen. En dan kruipt zij met een kaars onder het vel papier om het van onder af te beroeten. Wolkig verschijnen de roetvegen, een geest kruipt in het papier (dat verzin ik). Het overtollige roet weg-gummen. Dan eventueel bladzilver aanbrengen om delen van het
lichaam te accentueren. En dan slaat ze aan het borduren: geometrische patronen, lijnen, soms prikt de draad uit een arm of vangt de draad het lichaam in een kooi. Ze moet op-passen dat het papier daarbij niet knakt, dan is alles voor niks. Dat het veel werk is, zal me een zorg zijn; een meesterwerk kan ook in een oogwenk ontstaan. Maar de totale onversneden aandacht, die zag ik terug. Tot aan het inlijsten aan toe, op Japanse wijze, dat had ze zich-zelf ook maar geleerd. O ja, haar series heten Amae, een Japans woord wat 'comfortabele afhankelijkheid' betekent. Toewijding misschien? Ik nam mij voor aanstaand weekend een enkele tentoonstelling uit te zoeken, daar een tijd naar te kijken en al het overige te negeren.