Een Ochtendlijke Wandeling met Kunstenaar Hans Op de Beeck
De Standaard, 20 August 2016
Vanuit de staart van de nacht wandelen naar het eerste licht: zo moest deze tocht eruit zien. Waarna allroundkunstenaar Hans Op de Beeck, nachtmens bij uitstek, prompt in een vijftig meter diep vulkaanmeer ging drijven. ‘Ook al schakel je het zachtste theaterlicht in, kunst zou zo’n omfloerste zonsopgang nooit kunnen ensceneren.’
Mistslierten drijven boven de bomen. Het is vijf uur ’s ochtends en een bewolkte dag wordt het gegarandeerd. Vanop het hoogste punt zien we het langzaam licht worden boven de Weinfelder Maar. Hans Op de Beeck (1969) blijft er lang en intens naar kijken. Lyrisch wordt hij ervan: ‘Een zonsopgang kan soms zo kitscherig zijn. Dit lijkt net een kaarsvlammetje dat heel traag oplicht achter het wolkendek.’
Op de Beeck is zo’n kunstenaar die welbespraakt zijn ervaringen kan verwoorden en analyseren. Het kleine, komvormige meer waar we omheen wandelen, noemt hij ‘de compacte vorm van het sublieme, bijna té mooi.’ Maar als we dan aan de rand van het water staan, trekt hij prompt zijn schoenen uit. Onderdompeling en zintuiglijke gewaarwording zijn voor hem even wezenlijk als afstand en introspectie. Het is ook het effect dat hij zoekt met zijn installatiekunst: de toeschouwer meezuigen in een plek. ‘Ik streef de directheid van de beleving na, om vandaaruit te verfijnen en commentaren rond te strooien. Waarna de gedachten en vragen vanzelf komen.’
Eerst is er nog even twijfel hoe hij voor de foto zal poseren. ‘Veilig aan de kant blijven: vanuit intellectueel oogpunt zou je dat nog kunnen verdedigen bij dit soort wandeling’, zegt hij. ‘Om dan oeverloos te filosoferen over de reflectie op het water, over de mogelijkheid die de nieuwe dag biedt. Maar hebben we daarvoor drie uur in de auto gezeten?’
Het duurt niet lang of ook zijn pak gaat uit. Het is half zes ’s ochtends en er wordt gezwommen. Op de Beeck, grappend en zich overleverend aan het lauwe water: ‘En dat terwijl ik een kunstenaar ben die een saai bestaan leidt. Geen losbandige seks, drugs en rock-’n-roll. Totaal oninteressant voor elke toekomstige biograaf.’
Romanticus
Hij houdt van vergezichten en panorama’s, zegt hij, omdat ze mentale ademruimte geven. Zeker als er water in de buurt is. ‘Dagelijks wakker worden met royaal zicht op zee: daar droom ik van. Een levendig spektakel, bij elk soort weertype. Een gratis kunstwerk, dat je elke dag kan beleven. Ik vertoef graag op plekken met een uitzicht om de kalmte en uitgestrektheid ervan te beleven. Ook ’s nachts, omdat je er dan het raden naar hebt wat er onder het oppervlak schuilt. Zo’n grote plas krijgt dan een raadselachtige lading.’
Spreekt daar de romanticus in hem? Hij zal de natuur nochtans nooit romantiseren, zegt hij. ‘Ik noem mijzelf geen geweldig natuurmens – de snelweg vind ik even mooi en elke technologie omarm ik. Maar ik ben wel doordrongen van de nietigheid van de mens en het sublieme van de natuur dat daartegenover staat. Bomen en bergen liggen er al duizenden jaren ongerept bij en trekken zich van ons niets aan. Ze denken: kijk, opnieuw een generatie belachelijk korte mensenlevens die hier zichzelf komt vieren. De genadeloze schoonheid van de natuur, daar kan niets tegenop.’
We zijn naar een uithoek van de Eifel gereden waar de kracht van de natuur voelbaar is. Eeuwenoude vulkanische activiteit heeft het landschap van dit laagplateau gevormd. De blauwe ogen van de Eifel worden ze genoemd, de vijftig meter diepe kratertrechters in de buurt van Daun, met hun ongewoon ronde vormen. Overdag zijn de wandelwegen een toeristische trekpleister. Maar we zijn hier in het donker vertrokken, in absolute stilte. Op de Beecks tocht is symbolisch gekozen. De nachtwandelaars wordt ook de titel van het theaterstuk dat hij dit najaar voorbereidt voor Het Paleis. Een tocht, een woud, een meer: de ingrediënten voor zijn jeugdtheaterdebuut, dat hij schrijft, regisseert en vormgeeft.
Hans Op de Beeck werd meteen als bijzonder multitalent erkend toen hij in 2001 de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst won. Hij maakte internationaal naam met installaties als totaalkunstwerk: een wegrestaurant, een sneeuwlandschap waar je kan instappen, onlangs nog voor Art Basel een fictieve woning van een rijke verzamelaar. Zijn werk is figuratief en uiterst gedetailleerd opgebouwd. Het drijft op sfeer en stemmingen die vaak geheimzinnig blijven.
In uw installaties, video’s, sculpturen en aquarellen is de nacht veelvuldig aanwezig. Wat vindt u er fascinerend aan?
‘’s Nachts valt de wereld stil. Alle figuranten zijn weg, de wereld ziet eruit als een lege filmset. Overdag draait alles rond functionaliteit: de snelweg met zijn files, speeltuigen vol joelende kinderen, een drukbevolkt stadscentrum. Dan zijn die plekken gewoon transparant en denk je er niet bij na. Maar ’s nachts lijkt er plots veel meer mogelijk. Speeltuigen staan erbij als ruimtetuigen en parkeerplaatsen zijn absurd leeg. En je kan je eigen adem horen, zoals nu in dit stilgevallen decor.’
U schrijft en schildert ook vaak tijdens de nachtelijke uren. Wat is daarvan het surplus?
‘Een vorm van luciditeit en rijkheid. In een studio met zes medewerkers moeten er de hele dag door banale of soms ook zeer technische vragen beantwoord worden. Om acht uur ’s avonds, als het atelier leeg is en ik alleen achterblijf, begint er iets anders. Dan liggen er plots twaalf ononderbroken uren voor jou, een soort van constante stilte. ‘Natuurlijk vraagt het een inspanning om een nacht door te werken, het is iets onnatuurlijk. Je wil er dan ook zo veel mogelijk uithalen. Maar door de kalme tijdloosheid ontstaat er een roes die je overdag niet vindt.’
De nacht is nooit bedreigend?
‘Als kind had ’s nachts wandelen haast iets verbodens. Het riep angstgevoelens op. Nu ik 47 ben, is er voor mij geen angst meer. Ik ben de angst verloren, ook de angst voor de dood die ik als kind wel had. Wat gebeurt, gebeurt. Misschien omdat ik intussen een leven heb geleid met de heftige intensiteit en drukte van drie levens. Als ik er nu bij neerval, dan zij dat zo. Het is al zo rijk en gevuld geweest, dat ik elke soort existentiële angst loslaat. Zelfs in de slums van Mumbai voel ik geen druk of ongemak. De nacht staat voor mij voor zachtheid, niet voor gevaar of ontsporing.’
‘Al neem ik die elementen wel graag mee als ik een beeld bedenk van een nachtelijk moment. Ik maak graag werk dat twee kanten in zich draagt: het tragische en komische, dreiging en sereniteit, het herkenbare met daarnaast de rafelranden van mystiek en donkerte. Dat levert voor mij de meest interessante beelden op. Wat puur vrij en blij is, heeft geen body. Het is niet gegrond in wat wij als het leven zien.’
U flirt ook graag met banale dingen en clichés. Waarom?
‘Ik heb veel van het artistiek correcte laten varen. Slechte smaak uit shopping malls durf ik te integreren als een element dat een stemming oproept. Zoals een foute kantine of een muf hotel, dat zo uit de film Barton Fink zou kunnen komen. Ze vertellen veel over onze wereld en hoe wij dingen organiseren. De wereld is nu eenmaal geen minimalistisch stijlobject. Ze is een draak, waarin allerlei stijlen samenkomen. Ik probeer het punt te bereiken waarop je iets authentieks kan oproepen, en daarvoor kan je ook banaliteit of clichés inschakelen.’
‘Ik ben er achter gekomen dat je als kunstenaar eigenlijk geen inhoud nodig hebt. Kijk naar de stillevens van Morandi, die zomaar wat flesjes op een tafel ordende. Hij schilderde ze zo fragiel en intimistisch, dat die non-inhoud plots zelf inhoud wordt. Ook Vermeer toont nooit spectaculaire onderwerpen. Je ziet op zijn schilderijen een vrouw die melk uitgiet of een brief vasthoudt. Maar hij brengt ze heel zintuiglijk en wekt de indruk dat je als toeschouwer zelf in die kamer staat.’
‘Ik hou van zoiets onspectaculair en eenvoudig als een clichélandschap. Maar kan je er iets van de essentie van vastleggen en grijpen, dan vallen vorm en inhoud plots samen en gaat zo’n landschap over alles en iedereen. Iets wat essentie in zich draagt, is nooit vrijblijvend of leeg.’
Het doel van uw kunst is troost bieden en herkenning, zegt u wel eens. Een vorm van nederigheid?
‘Ontroering heeft te maken met herkenning. Het is het oude idee van de catharsis: het tragische dat raakt en ontroert, vanwege de herkenning.’
‘Jij zal wel van Spilliaert en Whistler houden, hoor ik mensen vaak zeggen. Dat is waar, maar ik hou evengoed van andere kunst en vind niet dat ze altijd troost moet bieden. Troosten, delen, ontroeren: volgens sommigen is dat een foute ambitie omdat ze verward wordt met sentimentaliteit. Terwijl het om het opwekken van pure, waarachtige emoties gaat. Zoiets blijft trouwens een streven: voor sommige toeschouwers zal ik slagen, voor anderen niet.’
Als u kitsch brengt, moet hij zo echt mogelijk zijn.
‘Ja, alles wat ik doe is nep en dat wordt niet weggemoffeld. Maar uiteindelijk doet een ouderwets schilderij dat ook. Het is maar een laagje verf, enkele millimeters dik, dat ons uitnodigt in de illusie te stappen. Zelf wil ik die uitnodiging zo open en genereus mogelijk maken. Het is de geste van de kunst: we willen erin geloven, in die parallelle wereld treden die ontroerend wordt.’
‘Mijn werk is allesbehalve autobiografisch, maar er zit wel een motor achter die aangestuurd wordt door mijn eigen verhaal. Ik ben de laatste om mijn eigen jeugd, waarin ik met een moeilijke, manisch depressieve vader te maken had, te dramatiseren. Toch zit er in mij een drive, die zijn wortels had in een moeilijk verhaal.’ Op een onbewust niveau uit zich dat in de behoefte om iets constructiefs te doen. Een beleving te willen delen met het publiek. Iets goeds willen doen zit in mij, ook als ik les geef of een groep ontvang in mijn atelier. Altijd voel ik de aandrift om de meerwaarde of het extra te zoeken. Het is ook het enige wat we in dit korte leven kunnen doen: dat kleine verschil proberen te maken. Het loont altijd de moeite om nét iets verder te gaan in wat je doet of maakt. De aandacht en liefde voor het detail, bij de bakker, de schrijver, de politicus,of de straatmuzikant die de platgetreden paden mijdt: ik noem dat toewijding.’
Anderen zouden dat perfectionisme noemen.
‘Dat is een negatieve term: te heftig doorgaan in dingen die er niet toe doen. Terwijl ik juist de liefde, de passie en de gretigheid wil koesteren waarmee je iets uitvoert. Ik wil gaan voor het extra, en dat in een maatschappij die steeds meer gericht is op consumeren en presteren.’
U zoekt zelf ook de drukte op. Met twintig groepstentoonstellingen en tien solopresentaties per jaar, binnenkort met nieuw werk in Toulouse en Parijs.
‘Ik heb eens dicht bij een burn-out gezeten en mij ingeschreven voor een wellnesskuur. Ik ben toen meteen beginnen te schrijven. De pagina’s rolden eruit. Niets doen zit niet in mij. Het is de aard van het beestje: ofwel ben je zo’n spaarzame, nauwgezette kunstenaar met een kleine output. Ofwel produceer je ongebreideld veel en zit er dan wel eens werk bij dat je achteraf niet goed vindt en moet weggooien. Ik behoor tot die laatste categorie. Maar die constante workflow heb ik wel nodig.’
Sculpturale enscenering en het leven als decor vormen het hart van uw multidisciplinaire kunst. Het hoefde niet te verbazen dat u ook bij het theater zou uitkomen.
‘Vorig seizoen ging in Schauspiel Frankfurt Nach dem Fest in première, mijn eerste theaterstuk, onder mijn regie.’
‘Ik heb iets heel klassieks met theater: de behoefte om aan conventies te morrelen voel ik totaal niet. Liever een goed stuk, waarbij het doek opgaat en er zich een verhaal afspeelt waar je kan instappen. Waarom zou dat niet mogen? Vernieuwing is iets wat zich voordoet. Als je ernaar streeft, is het al een verloren zaak.’
En theater voor kinderen?
‘Ik zit er middenin, het is spannender en moeilijker dan mijn stuk voor volwassenen. De inhoud daarvan stond dicht bij mijn eigen middelbare leeftijd en biotoop. De nachtwandelaars is bedoeld voor 6+ en dat is toch wat anders. Het zal eenvoudiger en universeler moeten. Ik ga voor het eerst ook werken vanuit improvisatie, met de drie actrices op de bühne, zonder extra’s. Maar ik zie daar vooral een uitdaging in: vanuit de beperking werken kan een cadeau zijn.’