Kunstenaar Hans Op de Beeck maakt pikzwart mausoleum in Deurle
Thijs Demeulemeester | De Tijd, 9 June 2018
Een pikzwart mausoleum: dat maakte kunstenaar Hans Op de Beeck van een voormalig baanrestaurant op het domein van Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle. The Wunderkammer Residence zal onder meer de bibliotheek van wijlen kunstpaus Jan Hoet huisvesten, maar ook dienstdoen als artiestenresidentie. De eerste die er de nacht mocht doorbrengen, was Sabato-architectuurfotograaf Tim Van de Velde.
Langs de invalswegen tussen Gent en Sint-Martens-Latem zijn ze courant: de rendez-voushuizen, crappy restaurants of bordelen in mottige neoklassieke villa’s. Geheimzinnige tempels van kitsch zijn het, discreet en expliciet tegelijk, maar net genoeg afgeschermd van de buitenwereld. Precies zo’n verlaten gebouw paalt achter het domein van Museum Dhondt-Dhaenens (MDD) in Deurle, in de residentiële rand rond Gent. Maar wie nu aan het gebouw passeert, vindt het mogelijk nóg mysterieuzer. Het voormalige baanrestaurant is pikzwart geworden: kunstenaar Hans Op de Beeck bezette de gevels met lange lappen roofing. ‘Ik wou van het gebouw een monolithische sculptuur maken. Dat kan alleen als je radicaal kiest voor één materiaal. De renovatie was best ingrijpend: alleen de vier muren zijn blijven staan. Zelfs het dak en de trap zijn vervangen. Een discrete ingreep wou ik niet. De residentie mag niet inwisselbaar zijn met andere die al bestaan’, aldus Op de Beeck.
‘Op de eerste verdieping gluurt één groot raam als een periscoop naar het Leielandschap. Een van de mooiste krommingen van de rivier’, vindt de kunstenaar. ‘Het is een liveschilderij van de Latemse School.’ De rest van de buitenarchitectuur is compleet introvert: de zwarte gevel slorpt zelfs al het licht op, zodat de vorm abstract wordt.
Wie voor de villa staat, moet spontaan denken aan ‘L’empire des lumières’ van René Magritte: een reeks schilderijen van een huis waar het tegelijk dag en nacht is. Wie naar binnengaat, merkt dat Op de Beeck die obscure aanpak voortzet: het volledige interieur van de bibliotheek slash artiestenresidentie baadt in grijswaarden, typisch voor zijn werk. ‘In ons atelier hebben we alle interieurobjecten, vanitassymbolen, referenties aan taxidermie, wetenschappelijke instrumenten en schaalmodellen ‘nagemaakt’ om ze daarna in de kamerhoge bibliotheek te plaatsen. Doordat alles in dezelfde tinten baadt, krijg je een sculpturale totaalbeleving’, zegt Op de Beeck. Spaarzaam licht dat doorheen de schouwen met lichtkoepels sijpelt, maakt de plek tot een mystiek stilleven van verstilling en isolement.
‘Het gebouw is een intrigerende zwarte vlek in de omgeving’, zegt architectuurfotograaf Tim Van de Velde, die vorige week op vraag van Sabato als eerste overnachtte in de villa. ‘Al van bij mijn eerste passage oefende het gebouw een enorme aantrekkingskracht op me uit. Als een zwart gat slorpt het je op. Zodra je de deur dichtslaat, is alles erbuiten verdwenen. Het is een universum op zich, een monochrome wereld waar ik me met plezier liet inkapselen voor de nacht.’
Hedendaags Pompeii
Kunstenaar Hans Op De Beeck (49) is qua architectuuropdrachten niet aan zijn proefstuk toe. Op de Abdijsite in Herkenrode bouwde hij ‘The quiet view’: een hedendaagse strakke doos met lange wandelgang richting een zachtgrijs landschap. In Japan kreeg hij een eigen permanent paviljoen in het Towada Art Center: ‘Location (5)’, een monumentaal belevingskunstwerk, opgevat als levensgroot wegrestaurant met uitzicht op een gebeeldhouwde nachtelijke snelweg.
De Brusselse kunstenaar flirt in zijn sculpturale installaties, films, schilderijen, tekeningen en foto’s wel vaker met decors, interieurs en scenografie. Een mooi voorbeeld is ‘The collector’s house’, dat in 2016 nog op Art Basel Unlimited stond. Op dit ogenblik is de installatie een van de meest beklijvende werken op ‘Black & White’ in Museum Kunstpalast in Düsseldorf: een monochroom interieur van 250 vierkante meter dat volledig baadt in grijswaarden. Neoklassieke kasten, sculpturen, een waterpartij, een vleugelpiano, gebeeldhouwde boeken: de scène lijkt wel een verlaten filmdecor waar een laag as over ligt. Als een hedendaags Pompeii.
Op De Beeck exposeerde zijn ‘visuele ficties’ al solo en in groepsexpo’s overal ter wereld. Sinds kort werkt hij ook aan podiumproducties - zowel dans, theater als opera - waar hij tekst, regie, kostuums, decors, muziek en scenografie zoveel mogelijk zelf in hand houdt. In november maakt hij met Bartóks ‘Bluebeard’s castle’ zijn operadebuut in Stuttgart. En een maand ervoor debuteert hij in Göteborg met een dansproductie, samen met de Belgische topchoreograaf Sidi Larbi Cherkaoui. ‘Mijn publiek groeit stap voor stap. In mijn studio in Brussel werk ik nu met acht voltijdse medewerkers. In het buitenland ben ik intussen bekender dan in België.’
Jan Hoet
Verscheidene benefietveilingen en privéschenkingen spekten intussen de kas van Museum Dhondt-Dhaenens, onder meer om het nieuwbouwproject voor de villa rond te krijgen. Maar enkele onverwachte gebeurtenissen, zoals de dood van de Gentse kunstpaus Jan Hoet in 2014, herschudden de kaarten. Aan het einde van zijn leven opperden Hoet en zijn familie dat zijn bibliotheek in MDD zou terechtkomen. Een bijzonder legaat, deels tegen betaling weliswaar, waarvoor geen plaats voorzien was. Het idee voor een externe bibliotheek in de villa groeide.
Dankbare herinnering
Dit stuurde de plannen voor de villa een beetje bij. Het idee kwam uiteindelijk op tafel om van de woning een residentieplek en bibliotheek te maken, gerealiseerd door een kunstenaar. Een conceptuele Wunderkammer voor objecten, kunstwerken én de boekenverzameling van - in eerste instantie - Jan Hoet. En binnenkort wellicht ook die van Tanguy Eeckhout en Matthys-Colle. Een monochroom mausoleum van kennis, als dankbare herinnering aan die gestorven kunstpersonaliteiten uit het Gentse. ‘In al die bibliotheken voel je het karakter van de eigenaar doorschemeren’, zegt Joost Declercq. ‘Tanguy was een cerebrale vorser, Jan een impulsieve chaoot. Hun boeken zomaar door elkaar zetten, zou wat ondankbaar zijn. Hans Op de Beeck opperde eerst de idee om alle boeken grijs te kaften, zoals in zijn installaties. Conceptueel valt dat te verdedigen in zijn oeuvre. Maar in een bibliotheek maakt dat het opzoeken nogal onpraktisch.’
Joost Declercq en zijn team willen van de woning een residentieplek maken die open is naar de wereld. ‘Maar wel een residentie waarvoor we zelf de krijtlijnen uitzetten’, zegt hij. ‘We willen een eigenzinnig parcours lopen, zoals we al jaren doen met het museum. Als kleinschalige instelling hebben we een heel klein team. Omdat de dagelijkse organisatie zoveel tijd in beslag neemt, hebben we soms geen tijd genoeg voor research en reflectie. De residentie dwingt ons tot nadenken, tot recul nemen. Het doel is dus om de residentieplek open te breken naar de wereld. De omgeving hier in Deurle is al zo uniform dat we wat externe impulsen kunnen gebruiken. De residentie moet de beperkte, incestueuze kunstwereld waarin we ons begeven, diverser maken. Kijk, op Art Basel gaan verzamelaars volgende week weer massaal tussen vier muren voor miljoenen verhandelen. Maar wie ligt daarvan wakker? Die incrowdmentaliteit willen we openbreken met de residentie. Kunstenaars, denkers, wetenschappers en schrijvers komen er hun kritische blik op de (kunst)wereld geven. En hun kennis in andere disciplines delen. Hun netwerk en input kunnen we goed gebruiken.’
Sculptuur met douche
Dat Hans Op de Beeck gevraagd werd als ‘architect’, was een artistieke én pragmatische keuze: Joost Declercq wist dat hij die opdrachtschaal aankon door zijn ervaring in Herkenrode en Towada. En hij wist dat Op de Beeck het project de nodige verstilling en artistieke uitstraling zou kunnen geven. ‘De vraag van het museum was eerst om van die verloren kitschvilla een kunstwerk te maken. Dan kwam het bijkomende idee van de artiestenresidentie. En dan kwam daar ook nog de bib van Jan Hoet bij. De opdracht verliep in stappen, waardoor ik me telkens moest aanpassen’, zegt Op de Beeck.
‘Hoewel hij meteen ja zei, had hij wel moeite met de functionaliteit van de opdracht’, vult Declercq aan. ‘Er moest in zijn sculptuur plaats zijn voor boeken, objecten, sculpturen, meubels, een toilet, een bed en een douche. Het was goed dat Hans samenwerkte met Mo Vandenberghe van Studio MOTO. Hij was architect bij Robbrecht & Daem én is de zoon van wijlen kunstenaar Philippe Vandenberg. Mo weet als geen ander hoe kunstenaars denken.’
The Wunderkammer Residence opent op 1 juli, samen met de Biënnale van de Schilderkunst die Museum Dhondt-Dhaenens organiseert in samenwerking met het Roger Raveelmuseum en het Museum van Deinze en de Leiestreek. De bibliotheek is te bezoeken volgens afspraak.