Verdi oog in oog met de Vlaamse Primitieven
Koen Van Boxem | De Tijd, 21 September 2019
Met ‘Don Carlos’ schreef Giuseppe Verdi een opera over verraad en getroebleerde familiebanden. In een nieuwe productie in Antwerpen tilt scenograaf Hans Op de Beeck de opera op tot een meeslepend kunstwerk.
Aan het begin van de opera ligt hij op een ijzeren bed in een klooster. Die arme Don Carlos, kleinzoon van Karel V, en zoon van de hardvochtige koning en pilaarbijter Filips II. Zijn leven is voorbij. Verstoten door zijn vader, verteerd door de onmogelijke liefde voor zijn stiefmoeder. Hij lijkt even zijn ogen dicht te doen. Een blik in de zaal, een uitnodiging om zijn vreselijke leven met hem opnieuw te beleven. Je stapt in zijn getormenteerd hoofd binnen om als een kroongetuige zijn lijden te overschouwen.
‘Don Carlos’ is misschien niet de bekendste opera van Giuseppe Verdi, maar het is een van zijn allerbeste. Een kleine vier uur is er geen dissonant te bespeuren in muziek en woord. Geen enkel moment denk je: laat het eens wat vooruitgaan. Dat is een krachttoer want ‘Don Carlos’ is een complexe opera. Een verhaal over verraad, wantrouwen, politieke afrekeningen, geschonden mensenrechten, vertroebelde familiebanden en verknipte zelfbeelden.
Jan Vandenhouwe, de nieuwe artistiek directeur van Opera Vlaanderen, nam een risico om met dit werk - het ging donderdag in Antwerpen in première - te debuteren. Hij koos voor een door Verdi zelf herwerkte Franse versie, die in 1886 in Modena voor het eerst werd opgevoerd, twintig jaar na de originele Italiaanse première.
Ware genie
Leefde Verdi nog, hij zou waarschijnlijk met open mond naar de nieuwe productie hebben gekeken. Regisseur Johan Simons, beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck en kostuumontwerpster Greta Goris hebben van ‘Don Carlos’ een visueel verbluffende voorstelling gemaakt. Alle drie drukken ze een sterke, persoonlijke stempel op het werk.
Je hebt de neiging om Op de Beeck naar voren te schuiven als het ware genie van de productie. Maar dan doe je de andere twee onrecht aan. Maar de decors, ja, die zijn van een zelden geziene schoonheid en inventiviteit. In een doorsneeopera zijn ze vooral illustratief, ter ondersteuning van het verhaal. Dat is hier maar heel zijdelings het geval.
Op de Beeck creëerde een uitgekiende beeldtaal die als een derde pijler naast de muziek en de tekst staat. Hij koos voor een mix van videoprojectie op een doorschijnend scherm en echte decorstukken. De twee vloeien harmonieus in elkaar over. Je zit vaak te kijken naar gefilmde, bewegende schilderijen die refereren aan de Vlaamse Primitieven en de renaissanceschilders.
Daarnaast duiken constant geometrische figuren op: cilinders, prisma’s, bollen en cirkels. Don Carlos speelt er voortdurend mee. Alsof hij nog een kind is dat met de blokken speelt en nooit volwassen werd. Wat in het echte leven overigens ook het geval was. De man was mentaal een beetje achter.
Johan Simons speelt daar ook op in. Het bed met de ijzeren spijlen komt voortdurend terug. Het lijkt op het kinderbed dat Don Carlos nooit is ontgroeid. Je kan het net zo goed beschouwen als een metafoor voor de gevangenis van het leven waarin de koningszoon zich in bevond.
Met die geweldige scenografie zou je haast vergeten hoe sterk de zangers acteren in de voorstelling. Een kleine armbeweging, een opgetrokken wenkbrauw, een zucht. Je voelt de pijn van elk personage, vier uur lang. Als het doek valt, is Don Carlos verdwenen. Maar hij zal nog lang in ieders hoofd ronddwalen.
‘Don Carlos’ speelt tot 9 oktober in Antwerpen, daarna Gent.