Een Tuin van Eden met weerhaakjes
Marc Ruyters | H ART #112, 6 June 2013
Kunstenaar Hans Op de Beeck en artistiek leidster Sara Weyns van het Middelheimmuseum in Antwerpen hebben samen een tentoonstelling gemaakt, die deze zomer het beeldenpark een boost moet geven. Met werken van zeven Belgische en internationale kunstenaars bezinnen ze zich over de kunsthistorische betekenis van de Tuin van Eden, maar ook over andere betekenissen van het begrip ‘paradijs’. En die zijn niet allemaal zo feeëriek.
Het project Mijn Kleine Paradijs (My Little Paradise) vindt zijn oorsprong in de nieuwe aanwinst Hortiflora: dat is een deel van het Middelheimmuseum dat in 2012 aan het hele domein toegevoegd werd. Anders dan de rest van het park, dat redelijk ‘wild’ is, is dit een formeel ingerichte tuin, met een strakke florale architectuur, door bomen en hagen goed afgeschermd van de rest van het beeldenpark. Het roept daarmee het idee van de Hortus Conclusus op, de besloten tuin die doorheen de hele kunstgeschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld. In de middeleeuwen dook het begrip op in poëzie, teksten en schilderijen, als ommuurde, idyllische plek waar de Maagd Maria onbevlekt ontvangen werd. Snel werd de verbinding gemaakt met de Tuin van Eden, het Aards Paradijs en al wat daar omheen zweeft, zoals het verlangen van de christelijke medemens om na de dood weer de hemel op te zoeken, het beloofde paradijs voor al wie zonder zonden is.
Meer seculier ingestelde mensen kunnen bij het idee van Hortus Conclusus ook het gevoel voor zich oproepen van beklemming, omsluiting en beperking. Daar kun je als curator van een kunsttentoonstelling natuurlijk een eind mee weg: ook Mijn kleine Paradijs kan een dubbelzinnigheid in zich dragen. Sara Weyns: 'Eén van de eerste werken waar ik aan dacht was My Brother's gardensvan Hans Op de Beeck (uit 2003. Het donkere beeld van een huis en een tuin erachter roept, in de typische Op de Beeck-stijl, zowel een sfeer van rust als van bedreiging op, MR). Dus besloot ik er met Hans over te praten. En hoe meer ik terugvond over de Hortus Conclusus, hoe meer ik zag dat er al heel veel rond gedaan is. Daarom zochten Hans en ik een nieuwe piste: die van een mentale ruimte in plaats van een tuin. We geloven dat de benadering van het paradijs als iets kleins en persoonlijks interessante mogelijkheden schept. En tegelijk kan een paradijs ook een louter passieve betekenis hebben: het ontbreken van pijn bijvoorbeeld. Iedereen maakt zijn eigen kleine paradijs: kalmte en rust voor de ene, feest voor de andere, harmonie met de natuur voor nog iemand anders enzovoort. Maar het paradijs kan ook je eigen achtertuin zijn, waar je je heer en meester waant, en je je wil afschermen tegen de andere.'
Schrijverseiland
Sara Weyns en Hans Op de Beeck zochten en vonden, naast Op de Beeck zelf, nog zes andere kunstenaars die hun idee van Mijn Kleine Paradijs vorm wilden geven.
De Canadese kunstenaar David Altmejd (°1974, woont en werkt in New York) maakte vier hoofden uit kunststof, kristalstenen, haar en gips die her en der in de Hortiflora verankerd zitten in de grond en een doorkijk bieden naar de wereld ‘onder’ de tuin. Sara Weyns: 'Het zijn rabbit holes, die een poort vormen tussen de werkelijkheid en het ondergrondse, tussen het aardse en het onaardse. Elk hoofd heeft zijn eigen verhaal, dat balanceert tussen paradise lost en paradise found.' Altmejd werd bekend met zijn antropomorfische figuren die opgetrokken lijken uit tegenstrijdige vormen en materialen; hij creëert er een eigen universum mee. Onder meer in de Collectie Vanhaerents zit veel werk van hem. Ook Welshman John Cale (dé John Cale van Velvet Underground, °1942, woont en werkt in LA) is present, maar hier als beeldend kunstenaar. Hij toverde Het Huis op Hortiflora, vorig jaar gebouwd door de architecten Robbrecht & Daem, om tot een verduisterd tentoonstellingspaviljoen waarin op vijf grote schermen het audiovisuele werk DIDDIAU DU/Dark Days te zien is. Sara Weyns: 'Ik zag dit werk vier jaar terug op de Biënnale van Venetië. Cale is bekend van zijn omgang met John Cage, de Factory van Andy Warhol, de Velvet Underground enzovoort, maar met dit werk gaat hij terug naar zijn Welshe roots: het gaat over zijn ouderlijk huis, de landschappen, de natuur die woest en onherbergzaam is. Het is een werk vol Unheimlichkeit. Voor deze tentoonstelling heeft hij de eerste versie qua beeld en geluid opnieuw geëdit.'
‘ Iedereen maakt zijn eigen kleine paradijs: kalmte en rust voor de ene, feest voor de andere, harmonie met de natuur voor nog iemand anders, enzovoorts. Maar het paradijs kan ook je eigen achtertuin zijn, waar je je heer en meester waant, en je je wil afschermen tegen de andere’
Paddenstoel
Janet Cardiff (°1957, woont en werkt in Vancouver en Berlijn) gooide op de voorbije dOCUMENTA in Kassel hoge ogen met een auditief werk in het stationsgebouw. Samen met haar partner George Bures Miller maakte ze de geluidsinstallatie Forest (for a thousand years) die te beluisteren valt in een hoek van Hortiflora: in een cirkel van 20m doorsnede liggen of hangen twintig geluidsboxen op de grond of in de bomen, waarbij het geluid de bezoeker meeneemt van de ene scène naar de andere, als in een droom: van een gesprek tussen moeder en kind tot verontrustende oorlogsgeluiden. Weyns: 'Van minimale geluiden, zoals het ruisen van een ademhaling of het breken van een tak, ontwikkelt het werk zich langzaam tot een ware apocalyps.'
Carsten Höller (°1961, woont en werkt in Stockholm) maakte een Giant Multiple Mushroom, die nu tussen de bomen prijkt. Weyns: 'Höller is naast kunstenaar ook bioloog van opleiding en onder meer gefascineerd door paddenstoelen, die hij ziet als bron van het ontstaan van het sjamanisme, nog voor de dominante religies hun intrede deden. Vooral de vliegenzwam intrigeert hem, als symbool voor de oude wereld. Höller werkt heel veel op schaal, observeert de natuur en maakt er een werk rond, waarna hij de reactie van de mens observeert en er een nieuw werk van maakt.' Giant Multiple Mushroom is opgebouwd uit vier soorten van paddenstoelen: de oesterzwam, de geschubde inktzwam, de lakzwam en de vliegenzwam.
Pascale Marthine Tayou (°1967, Kameroen, woont en werkt in Douala en Gent) maakte een Palaverboom. In de culturele traditie van Kameroen is dat een ‘chefferie’, een ontmoetingsplek waar mensen samenkomen, overleggen en roddelen, maar waarin ook tekenen van rijkdom en macht geëtaleerd worden. De Palaverboomvan Tayou is op Hortiflora behangen met (gestileerde) diamanten, die enerzijds rijkdom symboliseren, maar anderzijds ook de weinig paradijselijke exploitatie van diamantmijnen in herinnering brengen.
Paalhut
Hans Op de Beeck (°1969, woont en werk in Brussel) zelf toont een kleinere versie van het levensgrote paaldorp dat hij momenteel bouwt in het Emscher Park bij Duisburg. Writer’s Island is een paalhut in een kunstmatige vijver, in de typisch grijze, verstilde kleuren die veel werk van hem typeren. Het is een geïsoleerde woning met wasdraad, een bibliotheek binnen, een tafel en stoelen en een schrijfplek, als het ware een Pompeii-versie van een klein Paradijs, een gestold rustpunt tegenover de verkeerskruispunten, kermisattracties en andere shoppingmalls die hij in vroeger werk ook al evoceerde, als stille getuigen van de menselijke drift tot onrust en consumptie. Ons inziens het sterkste werk is dat van Leon Vranken (°1975, woont en werkt in Antwerpen). Hij bouwde met Study of a vertical line een monumentale fontein-installatie: een metershoog spuitende fontein met daar rond een stellage (zie ook de cover). Bij mooi en warm weer is dit een verfrissende, paradijselijke installatie; toen we het werk bezochten, was het ijskoud en dus onaangenaam. Zo is ook elk paradijs: een belofte van dubbelzinnigheid en van niet in te vullen verlangens. De stellage, die de bezoeker toelaat om de fontein tot het hoogste punt te benaderen, is evengoed een hulpmiddel als een harnas en een omknelling. Paradise found, paradise lost, een droom kan een nachtmerrie worden.
Misschien is het wel een goed idee om deze tentoonstelling twee keer te bezoeken: bij goed en bij slecht weer. Dan veranderen de perspectieven. Sara Weyns: 'Die fontein is een metafoor voor onze idealen en ambities, altijd maar hoger en verder. Maar tegelijk symboliseert ze de treurigheid van een paradijs.' Als de uitdaging wegvalt, valt alles plat.