De troostende kwaliteit van een beeld
Marc Holthof | (H)ART, 5 August 2007
Hans Op de Beeck stelt tentoon in de Sint-Pieterskerk van Leuven. Een deel van zijn werken uit de cyclus Extensions prijkt er nu in de Schatkamer, nadat twee andere clusters van werken uit dezelfde cyclus in het Italiaanse San Gimignano en in Utrecht te zien waren. Ik praat enkele dagen voor de opening met de kunstenaar in Studio Hans Op de Beeck in Anderlecht waar hij met enkele medewerkers zijn ruimtelijke werken, installaties en video’s maakt.
Zo’n acht jaar geleden zag ik voor het eerst werk van je: Location (1) , een maquette van een verlaten kruispunt met verkeerslichten die nutteloos in de nacht knipperen. Was het je eerste maquette?
Hans Op de Beeck: 'Het was de eerste keer dat ik een ruimtelijke mise-en-scène op schaal maakte. Niet uit interesse voor de maquette als medium. Wel om een beeld te maken dat beleefbaar wordt, waarvan je meteen begrijpt dat het slechts een representatie is. Je voelt jezelf uitgenodigd om zintuiglijk mee te gaan in dat kalme, tijdloze moment dat heel herkenbaar is. Location (1) was een beeld dat, net zoals mijn nieuwe werken, een reflectie is op de manier waarop wij vandaag in het leven staan. Op ons geautomatiseerd bestaan in het Westen, waarin wij ons laten leiden en conditioneren door wat vooruit gedacht is door urbanisten, planologen, architecten en dies meer.
Ik had eerst een verlaten kruispunt gefilmd. Maar als je naar een film kijkt, verwacht je een narratief verloop. Als dat uitblijft, begint er zich een spanning op te bouwen. Het ging teveel de richting uit van een horrorscenario: “er gaat iets gebeuren hier”. Terwijl ik veel meer over de absurditeit wilde spreken dan over de dreiging.'
Mag ik je werken op schaal een soort van stillevens noemen?
Op de Beeck: 'Ja, in mijn sculpturaal werk tracht ik een moment te bevriezen. Binnen dat bevroren moment roep ik een soort van tijdloze zone op waar je makkelijk kunt instappen. Ik maak eigenlijk een abstractie: uit een heel gelaagde realiteit pluk ik een moment en verstil het. Ik probeer niet te simuleren, maar meer te evoceren door juist die elementen aan te reiken die een bepaalde stemming oproepen. Als je te nadrukkelijk detailleert, ga je het decormatige overaccentueren. Door te stileren, krijg je een soort van verdichting die meer over de essentie zegt dan iets dat te nauwgezet probeert je te laten geloven dat het werkelijk is. Wanneer je het wegrestaurant uit Location (5) binnenstapt, begrijp je meteen dat het maar een constructie is. De enige kleur in het bijna driehonderd vierkante meter grote ding is, is het oranje licht van de straatlampen.
Het spelen met schaal en perceptie van schaal vind ik heel belangrijk. Ik werk niet met readymades. De sculpturen die in de nieuwe Extensions-tentoonstelling staan, zijn allemaal dingen die geïnterpreteerd, gestileerd en geconstrueerd zijn. Ik heb de sculpturen ook een zeer gladde huid gegeven. Zodat ze dicht komen te staan bij dingen uit de virtuele wereld. Om de vraag op te roepen: wat is nog echt? Wat is afbeelding, wat is realiteit? Wat is virtualiteit en wat is concreet?
Ik geloof heel erg in de authenticiteit van ‘fake’. Als je in Hitchcocks film Saboteur iemand aan het Vrijheidsbeeld ziet hangen, dan zie je dat het vals is, het beweegt zelfs een beetje. En je voelt dat de hemel erachter geschilderd is. Maar hoewel je weet dat het constructie is, ervaar je toch een bijna claustrofobische intensiteit. De constructie draagt bij tot de intensifiëring van de ernst.'
Je maakt niet alleen werken op schaal, je schrijft verhalen, maakt installaties, video’s en tekeningen. Reduceert men je niet te vlug tot maquettekunstenaar?
Op de Beeck: (lachend) 'In België moet ik altijd hartstochtelijk vechten tegen het cliché dat ik een maquettekunstenaar ben; een compleet onterecht etiket. Location (5) met zijn driehonderd vierkante meter kun je moeilijk een maquette noemen. En Table (1) is een sculptuur op schaal anderhalf die de volwassen toeschouwer terugbrengt in de positie van een zesjarig kind. Daarnaast heb ik het grootste deel van mijn ruimtelijk werk op reële schaal gebouwd, levensgroot; de modellen op schaal zijn zelfs het kleinste onderdeel van mijn oeuvre.
Ik heb vaak het gevoel dat er verschillende kunstenaars in mij zitten met elk een andere stem. Ik heb er behoefte aan verschillende inhouden op verschillende manieren te communiceren. Toen ik kunststudent was, had ik het gevoel: ik moet een coherent verhaal vertellen. Maar ik heb dat compleet laten schieten en mij volop op de creatie gegooid. Ik wil mij niet beperken tot een lineair parcours. Ik ben nu bijvoorbeeld ook aan het werken aan een tekenfilm van een uur en een kwart die in de opera van Rijsel in première gaat begin december. En ik heb ook decors gemaakt voor hedendaagse opera. Ik heb die breedte nodig.'
In de animatiefilm The Building die nu in Leuven te zien is, leid je ons virtueel rond in een gebouw.
Op de Beeck: 'In The Building dwaal je als toeschouwer rond door een megalomaan ziekenhuis bij nacht. Ik wou ruimtes tonen die bestemd zijn voor een activiteit, maar op het moment dat die activiteit niet plaatsheeft - omdat de dingen dan anders verschijnen. Wanneer een functionele ruimte in gebruik is, lost ze eigenlijk op. Wanneer ze niet in gebruik is, is ze des te nadrukkelijker aanwezig. Dat is wat mij interesseert: het moment waarop de dingen zichzelf niet zijn.
De video The Building is heel belangrijk in de nieuwe groep werken. Het is een reflectie over hoe wij omgaan met tijd en ruimte. Het draait om een soort van protserig, wanstaltig, megalomaan postmodern ziekenhuiscomplex. Als je binnenkomt, lijkt het alsof je een luxehotel binnenstapt met een protserige fontein en uit de hand gelopen atrium; waar ziekte als een lifestyleproduct wordt behandeld als het ware. Ik was voor een langere periode in een ziekenhuis en ik voelde de haat-liefdeverhouding voor het gebouw en waar het voor staat. Een ziekenhuis wordt vandaag opgetrokken in snelbouw betonarchitectuur en net zo ingeplant als een shoppingmall: net buiten de grootstad, met veel parkeergelegenheid.
Maar een ziekenhuis is een soort genadeloze samenvatting van het leven: op verdieping één word je geboren, op verdieping twee wordt er gestorven en op de andere wordt er geleden, getroost en genezen. De meest essentiële dingen uit het leven spelen zich in dat soort van decor af. Wij proberen die dingen weg te filteren uit het dagelijkse leven en in die betonnen dozen weg te steken.
Ik kan dat niet eenzijdig veroordelen, want je profiteert er natuurlijk ook van dat je er als patiënt terechtkunt. Toen ik er verbleef, zag ik: ja, dit is iets waar ik op in wil gaan. Op het idee hoe de afstand tussen het fysieke en het mentale lichaam aan het verdwijnen is. Omwille van de technologie krijg je een verschraling van de zintuigen. Alles wordt meer visueel en auditief; geur en de tastzin worden voor een groot stuk teruggedrongen. Wij leven voor een groot deel voor het scherm, een tv of pc. Dat zijn allemaal interessante fenomenen om beeldend rond te werken.'
Een gotische kerk lijkt een vreemd decor voor dat soort thematiek. Wat toon je in Leuven?
Op de Beeck: 'Het Extensions-project had eerder plaats in een Italiaanse galerie, een grote oude theaterzaal, in San Gimignano, vervolgens in strak witte en grijze ruimtes in het Centraal Museum in Utrecht. En nu komt het in een heel druk decor terecht in de Sint-Pieterskerk. Er zullen nieuwe werken te zien zijn, naast de twee grote installaties, Extension (1) en Extension (2), die als kernwerken in de drie tentoonstellingen te zien zijn.
Extension (1) is de sculpturale interpretatie van een intensivecare-unit. Een leeg wit ziekenhuisbed omringd door een labyrint aan plastic buisjes, baxters, statieven en modules. Er glijdt een soort van abstracte lichtanimatie overheen. Ik heb dat labyrintisch karakter fel doorgedrukt, het is heel gestileerd aan de ene kant, maar ook barok en complex. In Utrecht kreeg het werk een klinische, witte ruimte rondom zich, wat het steriele ziekenhuiskarakter benadrukte. In de kerk in Leuven krijgt het een heel andere lading omdat het natuurlijk ook gaat over leven en dood, het verlengen van het leven. Hier gaat het plots ook over euthanasie, een element dat in de andere tentoonstellingen niet zo expliciet aan de orde was. Die religieuze context plaatst de tentoonstelling in een heel ander licht; het oude conflict tussen wetenschap en religie.'
Wat is het nieuwe werk dat niet in Utrecht of San Gimignano te zien was?
Op de Beeck: 'Er is een nieuwe beeldengroep die nadrukkelijk spreekt over de maakbaarheid van de mens, het vervangen van lichaamsdelen door technologie, over zelf God spelen. Er zullen in Leuven vijf staande figuren te zien zijn, van uiteenlopende leeftijd en fysionomie, van een elfjarig meisje tot een oudere man met een buikje. Die mensen zijn allemaal gescand zoals in een ziekenhuis, poserend in neutraal ondergoed. Van hen werden eerst hyperscherpe 3D-foto’s gemaakt, navigeerbare files op computer. Op computer heb ik onder meer bij sommigen virtueel een arm of een been geamputeerd en vervangen door bionische ledematen. Zoals een chirurg die via het computerscherm opereert, heb ik drastische veranderingen aan concrete individuen aangebracht - een heel vreemd gevoel. Ik heb ze een hoogtechnologische extensie gegeven. Daarvan werden monochrome sculpturen van zo’n zeventig centimeter hoog gemaakt door een bedrijf dat onder andere medische prothesen maakt. Ik probeer te spreken over technologie en de maakbaarheid van het lichaam door die technologie zelf te gebruiken om de sculpturen te maken. Als ik eigenhandig die figuren zou boetseren, zou dat een heel andere invalshoek zijn. Deze beelden zijn consequent uitgevoerd met de technologie waarover ik spreek.'
Wat bedoel je met de titel Extensions?
Op de Beeck: 'Extensions betekent verlengstukken, uitbreidingen. Het is een term uit de computerwereld die slaat op uitbreidingen van hard- of software. Je zou iemand die op een "intensive care unit" ligt kunnen zien als een onderdeel van een enorme keten: zo’n lichaam is aangesloten aan kabels en infusen, die op hun beurt aan apparatuur, die weer aan de architectuur van het ziekenhuis en de kunstmatige stad daaromheen, tot en met de parkeerplaatsen voor de bezoekers en de uitvalswegen eromheen. Dat zijn allemaal extensies. Je krijgt een enorme vernetwerking. Je kunt de dingen niet meer los zien van elkaar. Zodra je op de roltrap staat in de shoppingmall, word je geleid door een uitgekiend parcours. Je drijft mee met de massa, op wat voor je voorzien is. Je kunt je niet meer loskoppelen van het hele netwerk. Dat is tegelijk verlossend, want je moet er niet bij nadenken, maar tegelijk ook beperkend. Dat zijn de twee polen die ik naar voren wil brengen zonder erover te willen oordelen. Wij zijn voorbij de vraag of wij vooruitgang moeten veroordelen. Het is gewoon des mensen, het zit in onze genen om steeds verder te gaan met die dingen. De vraag is alleen: kan ik er uitstappen en wanneer stap ik eruit? Of laat ik mij er volledig in verdwijnen?'
Zit er achter die kritiek op de technologie een zekere nostalgie, of misschien beter: melancholie?
Op de Beeck: 'Ik ben niet nostalgisch van aard. Ik ben ervan overtuigd dat het vroeger niét beter was. Nostalgie is een verlangen naar vroeger. Melancholie daarentegen is onvrede met het huidige tijdsverloop. Het gaat meer over een geklemd zitten in de menselijke conditie. Melancholie heeft meer te maken met een existentiële bevraging.
Ik geloof dat de technologie op veel vlakken een zegen is, maar het kan ook een vloek zijn. Het is de aard van de mens om de technologie te misbruiken in destructieve zin. Die dingen hangen samen. Het is één pakket, je kunt ze niet scheiden. Dat is de kernidee waarrond ik wilde werken. Ook rond de vraag: in welke mate beslissen wij nog wel autonoom? In welke mate wordt ons handelen niet volledig geleid? En in welke mate worden gecreëerde behoeften zoals gsm of gps ook authentieke behoeften? Zulke vragen hielden me bezig bij de creatie van deze groep nieuwe werken. Vragen die ook al in de kiem aanwezig waren in dat vroege werk, Location (1).'
Je tentoonstelling is te zien niet ver van waar Het Laatste Avondmaal van Dirk Bouts en een serie andere oude schilderijen hangen. Sprak dat je aan?
Op de Beeck: 'Ik hou erg van oude schilderkunst en van dat idee om een venster op de wereld te bieden. Zodat je de toeschouwer uitnodigt om gewoon te staren. Ik hoop dat moment op te roepen waarop je je eigen individuele verhalen even opzijschuift en gewoon even alleen kunt zijn met of in een beeld. Dat is voor mij de ruimte van de kunst - die ik ook terugvind in de oude schilderkunst. Gewoon kijken naar een landschap van Patinir of een interieur van Vermeer, en alles loslaten. Ik geloof heel erg in het oude idee van catharsis: de tragische en problematische, maar tegelijk troostende kwaliteit van een beeld.'